In 1978 maakt Anton een periode door van herbeleven van de weg die hij gegaan is. Hij heeft behoefte het allereerste begin van zijn werk opnieuw te zien.
Hij hangt doeken voor de ramen, en richt een plek in, waar hij ongestoord kan werken. Een oude gele tuinparasol dient als beschermende koepel. Bij het licht van een paar lampen tekent hij alle symbolen uit zijn werk opnieuw op etsplaten. De lijnen zijn nauwelijks in het zink gekrast, het worden tere etsen.
Om ze te beschermen maakt hij er lijsten om van drijfhout en zink.
"La famille qui pense"
"IJmuiden"
"Bijenkasten bij het Paradijsje"