In 1948 kwam Anton terug uit Drenthe. Hij was daar uit het dorp gezet. In Haarlem terug ontmoette hij Arnout van Gilst (1898-1982), kunstenaar in de trant van de Haagse school. Hij verdiende de kost als kitsch-schilder.
Het was voor Anton erg moeilijk om iets te verdienen. Hij had geen onderdak en nog geen enkele naam.
Voor Anton was Arnout (Nol) van Gilst goud waard. Nol liet hem wonen in zijn atelier, een afbraakpandje in de Zonnesteeg. Er was geen vloer op de bovenverdieping meer, maar een deur op de balken vormde een plek voor Anton, waar hij kon leven.
De tweede voordeur voorbij de fiets was de ingang van het "atelier" van Nol. Het huisje waar de fietsen tegen staan, staat er nog, maar daar voorbij is alles afgebroken.
Dit is de Zonnesteeg tegenwoordig. Links staan nog maar twee van de huisjes.
Een schoenmakerspersje. Nol kocht voor fl.25 een dergelijk persje voor Anton.
Elke middag kocht Nol bij Vroom en Dreesman een kroket voor Anton, en hij raadde hem aan om etsen te maken, die kon je vermenigvuldigen en via de kitschhandel verkopen.
"Schelpenvisser"", ets, Anton Heyboer 1948
Schelpenvisser, Nol van Gilst, olieverf, 1948
Bij sommige etsen voegde Nol een "finishing touch" toe, maar hij liet Anton ook hele voorstellingen na-etsen, zoals de schelpnvisser.