Tekst: Anton Heyboer
Een mens heeft twee levens,
Ieder leven heeft een eigen tijd.
Ik was vroeger een klein scheepje dat altijd op het water was.
Door de intense concentratie van het hoeklijn vissen
Is de lijn ontstaan die mijn werk
Een eigen plaats geeft in de kunst.
Het water in het lichaam
En het water van de zee werden zo�n eenheid
Dat water niet meer dan vocht was en nat maakte,
Het was je eigen zelf waardoor weer en wind
Geen vat meer hadden op het lichaam.
De menselijke tijd is een rechte lijn
Van het begin als geboorte naar het einde als het dood zijn.
Langzaam drong tot mij door
Dat ook mijn scheepje tot een einde zou komen.
Steeds meer vergeestelijkte mijn bestaan.
Het gevolg was dat ik niets meer ving
En toch twee jaar bleef doorgaan
Zonder ooit nog iets te vangen.
Hiermee trachtte ik de rechte lijn
Van geboorte tot sterven te doorbreken
En in de mythologische tijd van de cirkel terecht te komen.
Ik ging iedere ochtend met mijn bootje
Evengoed naar de plek waar de opkopers van de vis stonden
En zag de andere beroepsvissers
Hun vangst uit de beun scheppen en geld krijgen.
Meer en meer werd hun leven van oorzaak en gevolg
Een gevangen zijn op de rechte lijn van de menselijke tijd.
Mijn alleen-maar kijken er naar kreeg steeds meer gestalte
Als mythologie en ik voelde het archetype,
Wat ik vanaf geboorte was, steeds meer tot zijn recht komen.
Het leven met het water in mij en om mij
Vergeestelijkte zich zover dat ik nu 50 jaar later,
Voel dat mijn schip op de bodem der zee ligt
En daar leef ik in. Daar ben ik pas in mijn element,
Ik zie nu dat het menselijk gesproken een schoonheid heeft,
Een schip op het water,
Maar toch een rechte lijn blijft naar het einde.
Ik voel nu op de bodem het gezonken schip als mijn thuis
En voel nu dat ik leef in de mythologische tijd van de cirkel
Waar geen dood is.
De schoonheid van het afbrokkelen van het wrak is mij nu eigen geworden
En ik denk geen enkele menselijke gedachte meer.
De stroming der zee bepaalt mijn leven dat geen tijd meer heeft.
De vergeestelijking gaat nu snel door.
Ik zie nu dat ik bij mijn wrak blijf om er te zijn,
Om niet op te gaan in het eeuwige,
En ik ervaar dat het zout der zee
Wat van de rotsen geslepen is in de miljoenen jaren
Ook niet niets wilde zijn
En een ingebouwde beschermingsgeest kreeg
Waardoor het vierkant kristalliseerde.
Dat was het zijn van het zout.
Het water van de zee is zeskantig als zelfbewustzijn van zijn zijn.