Anton zag een schoolplaat over Drenthe, waardoor hij herinnerd werd aan de maaiers, die hij daar altijd aan het werk zag. Ook later in Den Ilp kwam dit beeld weer terug.

 De maaiers werden poepers genoemd, door hun houding bij het maaien. Velen ervan kwamen uit Polen, om in Duitsland en Holland wat te verdienen.

 Anton's manier van schilderen was heel direct. Niet zoals het hoorde, een achtergrond en dan daar overheen het onderwerp. Hij begon met wat het belangrijkste was, dus het onderwerp, en schilderde daar een achtergrond omheen. Zelfs om de handtekening heen.

 De maaiers kregen al gauw gezelschap van de vrouwen die hun middagmaal kwamen brengen, de schoven, de kar die de oogst wegbracht.