Over deze ets: zie onderaan
"Cultuurmaat", 1967
Ets op Hahnemühle papier
Druk
± 1987
Blad 100 x 65 cm.
"Cultuurmaat", 1967
ets op Van Gelder papier
Druk 1985
Blad 98,5 x 63,5 cm.
Zinkplaat 44,5 x 48 cm.
Anton maakte dit etsje toen er voor het eerst twee vrouwen waren, die begrepen wat er van hen werd verwacht. Met Ingrid kon dit nog niet, maar met Maria en Lotti wel. Als twee vrouwen een eenheid worden, worden ze “cultuur”. Ze gaan dan dieper dan de vrouw als echtgenote, moeder, dochter, of zelfstandig individu. Ze worden tot een uitbeelding van een archetype.
Voor Anton was dit archetype de “cultuurmaat”, het niveau van een cultuur. Deze maat wordt bepaald door de man-maat � alles wat 'manlijk' tot waarde maakt, zoals moed, eerlijkheid, verantwoordelijkheidsgevoel, onzelfzuchtigheid, samen met de essentiele diepte die de vrouw in haar verbinding met de natuur aangeeft.
De vrouw als moeder wordt tot de waarde van het 'vrouwelijke': de onschuld en de bescherming, de grenzeloze liefde. Zoals ook de aarde zelf alles draagt en het leven in stand houdt.
Ik weet niet wat het rode gebied met de twee witte cirkels betekent. Het is het geboied voorbij de lijn van de “mens”. Links is “cosmos”, dit komt ongeveer overeen met wat Jung het universele onbewuste noemt. Anton noemt het meestal “leven” � het is voor hem het enige gebied waarin hij kan leven, leven als ‘mens’ is niet meer mogelijk voor hem.
De invloed van de� moeder komt dus uit dit universele gebied. De waarde van de man staat rechts, in de wereld. Het gaat bij de man dus om hoe hij zich gedraagt, om wat hij waarmaakt. Bij de vrouw of vrouwen om hun diepte.
De “Mens” staat op de kruising van de manmaat en de lijn vanuit de moeder via de cultuurmaat. Wat hij in de wereld is, wordt dus door de cultuur en zijn eigen waarde bepaald.
De twee enigszins schuine lijnen zijn waarschijnlijk niet een deel van de afbeelding, maar beschadigingen van de zinkplaat. Voor Anton waren alle beschadigingen een deel van de afbeelding, zoals ook in het leven alles meedoet aan het resultaat van wat iemand of iets is geworden.